Het opgestelde vermogen voor windenergie is de laatste jaren slechts in beperkte mate toegenomen. In 2009 bedroeg de groei van het geïnstalleerd vermogen nog slechts 39 MW. Terwijl er in 2008 nog 490 MW Windenergie werd gerealiseerd. De doelstelling van 1.500 MW in 2010 - die door het Rijk en de provincies samen werd afgesproken - is begin 2007 al behaald. Drie jaar eerder dus dan verwacht. Daarom werd er een nieuwe doelstelling geformuleerd van 4.000 MW in 2012 (gebouwd of vergund). Daarna moet windenergie op land verder doorgroeien naar 6.000 MW. Dit gebeurt onder andere door oudere, kleinere turbines te vervangen door moderne, grotere modellen. Deze ‘opschaling’ betekent ook vaak dat er minder nieuwe turbines in de plaats komen van de bestaande turbines. Deze nieuwe turbines leveren samen echter wel veel meer elektriciteit op dan de oudere, kleinere turbines. Voor wind op zee is er een doelstelling van (eveneens) 6000 MW in 2020. In 2020 moet er dus 12.000 MW draaien die gezamenlijk ongeveer 30% van ons landelijk elektriciteitsverbruik produceert.
Toekomst windenergie in Europa
Windenergie was vorig jaar voor het tweede jaar op rij de grootste groeier in capaciteit van alle vormen van elektriciteitsopwekking binnen de EU. In 2009 werd voor ruim 10.000 MW aan opgesteld windenergievermogen toegevoegd. Dit is vooral te danken aan Duitsland en Spanje. Het opgesteld windvermogen groeit ook snel in het Verenigd Koninkrijk, Portugal, Frankrijk en Italië. De EU-doelstelling van 40.000 MW in 2010 is al gehaald. Volgens de huidige trends wordt het geïnstalleerd vermogen in 2010 op meer dan 60.000 MW geraamd.